SVBO-School

De opdracht was niet mis: maak voor een complexe school bestaande uit zeer verschillende afdelingen een kunstwerk, dat voor de buitenwacht als herkenningssignaal werkt en voor intern een bewegwijzerende functie heeft. Aan Peter Schoutsen werd de taak toebedeeld om dit gestalte te geven; het was zijn eerste grote opdracht. Een uitdaging, temeer omdat het werk in betrekkelijk korte tijd – binnen één jaar – geklaard moest zijn.
Zomer 1990 krijg ik een seintje van Peter Schoutsen dat het zover is: het is af. Ik ben nieuwsgierig genoeg om een kijkje te nemen. Op een mooie dag reis ik, vergezeld van de kunstenaar, af naar Den Bosch.
Al van ver zijn de eerste tekens te zien. Rijen wandplaten in afwisselende diepzwart en zachtgouden kleur tegen de grijze stenen gevels. Het kleurcontrast is ronduit prachtig. Het fluwelige zwart is zo diep dat het praktisch al het licht absorbeert, terwijl het geel juist een zacht gouden schijnsel uitstraalt. De afmetingen van de platen corresponderen met de maatvoering in het gebouw, van de ramen. Er is een harmonieus geheel ontstaan, waardoor de in de platen uitgespaarde vormen heel natuurlijk uit de gevels tevoorschijn lijken te komen – alsof het gebouw zijn eigen tekens produceert. Als we dichterbij komen, zie ik dat de platen van industrieel materiaal zijn: geanodiseerde aluminium traanplaten. Dat materiaal wordt onder andere gebruikt voor laadvloertjes van vrachtwagens; het is dus eigenlijk 'alledaags', maar dat het hier is toegepast als decoratieve versiering, is werkelijk een vondst.

Binnen in de school blijkt het spoor van tekens verder te gaan. We steken de centraal gelegen verblijfsruimte over waar zich een neon-werk bevindt, en dwalen door de gangen langs de verschillende afdelingen. Telkens komen we een geel-zwart emaille bordje tegen, soms verwacht, soms op een onverwachte plek. De tekens op de bordjes doen de ene keer aan als pictogrammen die een afdeling of bijvoorbeeld een nooduitgang lijken aan te duiden, terwijl ze een andere keer gewoon op een mooie plaats hangen, als schilderijen die naar niets anders verwijzen dan naar zichzelf. Peter vertelt dat hij daarnaar bewust op zoek geweest is, dat de verwisseling van functie en functieloosheid hem interesseert: "het is mooi als een bord in combinatie met zijn omgeving zo werkt, dat je niet meer weet wat het aankondigt: een afdeling of (bijvoorbeeld) een brandhaspel. Je weet het niet precies maar je vermoedt wel dat het bord iets betekent. Het heeft een inhoud, maar wat? Dat prikkelt de nieuwsgierigheid. Je gaat op zoek naar betekenis."

We belanden in de grote patio. Daar staan drie beelden, een van granito, een van hout en een metalen sculptuur. Een kussen, een turntoestel en een Bat-car, denk ik erbij, of een kussen, een blokschaaf en een kroontjespen; de mate van abstractie neemt per beeld toe – en daarmee de vrijheid van interpretatie. Net als de binnen- en buitenborden zijn deze vormen geïnspireerd op werktuigen, materialen en beroepen die Peter in de school tegenkwam, vertelt hij: "ik ben de school als een leek binnengekomen; met mijn eigen bagage. Ik heb er veel rondgekeken en op basis van wat ik gezien heb ben ik aan de slag gegaan. De school vormt een afspiegeling van de maatschappij; allerlei beroepen zijn er vertegenwoordigd en daarbinnen wordt gebruik gemaakt van dingen waar je dagelijks mee omgaat, een geiser bijvoorbeeld. Alleen hangt er op de school niet één exemplaar maar een hele batterij. Daardoor ga je er anders naar kijken. In mijn speel ik daarmee: aan de ene kant is er de herkenbaarheid, aan de andere kant de vervreemding. Gewone dingen zijn vaak zo dichtbij dat je je er niks meer over afvraagt. Ik maak gebruik van de nabijheid van dingen, van het gewone, en daar schep ik weer afstand in, om verwondering op te roepen." De drie beelden in de grote patio laten iets zien van de stappen. Het kussen is letter een uitvergroot kussen, ware het niet dat het van granito is (en dus loodzwaar en keihard, hoewel het er niet zo uitziet); het houten beeld doet nog wel sterk denken aan een apparaat zonder dat het exact benoembaar is, maar het beeld van metaal is echt 'onwerkelijk', een soort Unidentified Flying Object dat even op een heuveltje in de patio is neergestreken: hier gaat de fantasie spreken. Toch doet het beeld niet onlogisch aan; de vorm is een logisch voortvloeisel uit wat er met metaal gebeurt wanneer je een platte, opengewerkte plaat gaat buigen. De metalen sculptuur komt als vorm dichterbij de tekens op de binnen- en buitenborden: het is een soort driedimensionaal pictogram zonder eenduidige betekenis. Peter vergelijkt dat met de geheimzinnige borden, die je op onverhoedse plaatsen langs de waterkant kunt tegenkomen: kabelborden. "Die borden zitten op plekken waar je geen tekens verwacht. Het zijn tekens voor een bepaald gebruik en bestemd voor een bepaalde groep mensen waar jij niet bijhoort. Dat is geheimzinnig, zonder dat het iets mystieks is – per slot van rekening kan je navraag doen over de betekenis van die borden. Er zit een paradox in die me fascineert: de borden zijn openbaar en tegelijk maar voor een beperkte groep mensen van betekenis.
Omdat je ze zo vaak tegenkomt, heb je automatisch het gevoel dat je ze begrijpt zonder het werkelijk te weten. Zo kan kunst ook werken: als iets heel gewoons. Maar tegelijk kan je niet precies zeggen wat is, wat het betekent. Ik wil beelden maken die er uitzien alsof ze goed van pas komen. Je moet kunnen denken, "dat is een handig beeld! Dat moet ik hebben"; terwijl het geen praktisch nut heeft. Het is alleen visueel bruikbaar.

We beëindigen onze rondgang bij de curieuze iglo in de kleine patio. Hier is wel sprake van een 'nuttige functie': Peter heeft hem speciaal ontworpen voor de opslag van verf. De buitenkant bestaat uit een lappendeken van plaatjes van verschillend materiaal en met diverse technieken (o.a. marmeren en houten) bewerkt. Het is een resultaat van samenwerking met leerlingen: ieder kon vanuit zijn opleiding een steentje bijdragen. "Het aardige ervan", zegt Peter, "is dat de silo tegen het uniforme karakter van de school indruist. Hier spreekt de verscheidenheid. Je kunt de plaatjes beschouwen en als allemaal verschillende persoonlijke uitspraken. Een staalkaart."Bij voldoende financiële middelen staan nog twee silo's op stapel. Te maken van baksteen; voor de leerlingen een oefening in metselwerk. Maar ook als ze niet kunnen worden gerealseerd, blijven de tot stand gekomen kunstwerken tekens van samenwerking. De kunstenaar heeft ze bedacht en alleen/samen met bedrijven, vrienden, de school uitgevoerd; nu bestaan ze – maar ze functioneren pas in het 'gebruik' door de kijker.

Marja Bosma 1990