Toen Duchamp zijn pisbak het museum binnenhaalde ging het niet om een prachtig kunstwerk in de klassieke esthetische zin, maar om het aan
de orde stellen van context, om het inzicht dat de presentatieplek invloed had, zelfs maatgevend was voor de betekenis van het geƫxposeerde voorwerp.
Met dat gegeven zijn we nog niet klaar: zonder Duchamp zou een groot deel van de eigentijdse kunst ondenkbaar zijn geweest. Het object trouvé is
bovendien van eenmalige 'provocatie' tot geaccepteerde techniek (of liever: geaccepteerd materiaal) geworden.
We zijn in de wereld omringd door voorwerpen en samenstellingen van voorwerpen ('constructies') met min of meer duidelijke utiliteitsfunctie.
Dat is altijd zo geweest, maar stijgende industrialisering en consumptie hebben daaraan een grotere mate van standaardisering toegevoegd.
Kunst heeft natuurlijk een 'andere functie': kunst heeft immers geen praktische betekenis en is in zijn autonome vorm niet direct toepasbaar.
Afgezien van de in de laatste tijd duizelingwekkend snel gestegen economische functie heeft kunst in het dagelijks verkeer niets te betekenen,
behalve op het 'spirituele vlak', het in wezen niet-materiële gebied van de idee. De kunst beweegt zich op het terrein van 'herinneringen, dromen, gedachten'.
Peter Schoutsen is bij uitstek een kunstenaar die uitersten met elkaar in aanraking wil brengen. Zijn werk, functieloos als het is, verwijst altijd naar een
suggestie van functie. Soms gaat het om voorwerpen die ooit daadwerkelijk een functie gehad hebben maar op een 'andere' manier behandeld zijn,
soms maakt hij zelf geheel 'nieuwe' voorwerpen die doen denken aan andere voorwerpen die in het dagelijks bestaan een functie hebben. Het beste
zou je zijn werkstukken beschrijven als 'voorwerpen met een herinnering aan functie'.
Duchamp veranderde betekenis (en formuleerde daarmee dus andere betekenis) door een voorwerp in een ongebruikelijke context te plaatsen.
Schoutsen bereikt zijn betekenisverandering (of formulering) door van een voorwerp een ander voorwerp te maken.
Een paar voorbeelden.
- Er is een werkstuk dat eruit ziet als een bakstenen muur. Een dergelijk muurtje heeft in een presentatieruimte natuurlijk geen constructieve betekenis.
Bovendien is hij voorzien van rijen gaten op een dusdanige manier dat het lijkt alsof de bovenkant er als het ware 'afgeritst' zou kunnen worden
(een verwijzing naar een ander functiegebied). Daarbij is de muur duidelijk niet massief maar hol. Hij is dus ook een container, maar waarvoor?
Het blijft onbekend of er wel of niet iets in zit.
- 'Anna Lisa' heet een in brons gegoten WC-bril verpakking, die aan de muur hangt. De allusie is duidelijk: 'Mona Lisa', maar dan als analyse
en niet als 'mysterieus' schilderij. Dit is een typisch voorbeeld van een object trouvé dat niet meer dan een beperkte behandeling heeft
ondergaan maar daardoor wel volledig getransformeerd wordt (zonder dat de herinnering aan de, niet direct geheel duidelijke, oorspronkelijke
functie te niet wordt gedaan). De gaten, die van het originele voorwerp in het afgietsel getrouw zijn overgenomen, bewerken een eigenaardige
vormverwantschap met de eerder genoemde muur, zodat het even lijkt alsof hier sprake is van een 'beeldende vocabulaire' dat typerend is voor
deze kunstenaar, een stilistische eenheid dus. In werkelijkheid is daarvan geen sprake, maar het spel door verschillende betekenisgebieden dat
zo gespeeld wordt verleent aan deze combinatie van werkstukken wel een extra dimensie.
- De 'P.S. Box' doet in de verte denken aan een brievenbus. Een 'P.O. Box' dint om brieven in te stoppen en uit te halen. Bij deze bus is dat
onmogelijk. Het is niet alleen een container zonder werkelijke functie, het is bovendien niet eens een echte container: er zijn twee hollingen
naar binnen toe, waardoor er niets ingestopt of uitgehaald kan worden. De vormgeving van het werkstuk lost zijn eigen potentiële functie op.
En wat is een P.S. Box? Een P.S. Box is wat je krijgt als je de P.O. Box gehad hebt, dat wil zeggen: een spirituele toevoeging nadat de utiliteitsfunctie
geweken is.
- Op ooghoogte hangt een deel van een waterafvoer die 'in werkelijkheid' op een dak thuishoort. Door de manier van presenteren krijgt de
oorspronkelijk utilitaire constructie een andere associatie. Er is een serie boogjes die nu van een architectonische monumentaliteit lijkt,
het geheel zou een maquette kunnen zijn voor een ontwerp met een klassieke arcade. Ook hier spelen de oorspronkelijke functie en een heel nieuw
betekenisgebied, dat evenzeer naar een (andere) functie verwijst, door elkaar heen. Die functieverandering en -verwijzing is de eigenlijke
functie van dit werkstuk.
Deze werkstukken hebben aan de ene kant een duidelijk rationeel terug te lezen component (de kunstenaar nodigt ons in 'Anna Lisa' zelf met
zoveel woorden uit om dat te doen), aan de andere kant zijn het even zovele raadselachtige beelden. Het is juist dat mysterie, dat niettautologische
verwijzen, dat de werkstukken hun betekenis geeft. Uiteindelijk blijft er iets over dat niet te vatten is, dat zich in laatste instantie toch
aan analyse onttrekt en daardoor geen essayistische maar wezenlijk 'beeldende' kunst wordt. Vanwege het door elkaar heen spelen van functies en
betekenisgebieden ontstaan beelden die niet werkelijk te definiëren zijn. Dan weegt het puur visuele aspect het zwaarst en levert met de erbij
aangeboden associaties een ambivalent resultaat: als onbegrepen produkten uit een andere cultuur, die aan de muur gehangen worden vanwege hun
esthetische kwaliteit gecombineerd met dat eigenaardige aura van de wetenschap dat ze ergens toe moeten hebben gediend maar zonder exacte
kennis van dat doel.
Zo werkt de kunst: niet als exacte maar als visuele en associatieve discipline.
Philip Peters - april 1991